B1 ENS WS Grammatica

25 downloads 173 Views 226KB Size Report
Er zijn in het Engels heel veel verschillende tijden en vormen van werkwoorden. ... De theorie vind je in de workshops A2 Grammatica. Alleen de Present Perfect ...
Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

B1 Grammatica Bestuderen Overzicht tijden Inleiding

Er zijn in het Engels heel veel verschillende tijden en vormen van werkwoorden. Hieronder vind je een schema met een opsomming van die verschillende tijden.

Hier vind je alleen een samenvatting van deze tijden. De theorie vind je in de workshops A2 Grammatica. Alleen de Present Perfect en de Past Continuous komen bij B1 aan de orde.

1

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Present Simple

Samengevat

Present Simple •

hele werkwoord



bij he/she/it hele werkwoord + s

Vraag



do of does + werkwoord

Ontkenning



do of does + not + werkwoord

Normaal

Wanneer?

We geven een aantal voorbeelden en regels voor het gebruik van de Simple Present.

Gewoonte



I always go to school by bus.

Feit



Water boils at 100 degrees Celsius.

Onveranderlijke situatie



She lives in Gouda.

Dienstregelingen



The train departs at 8:03h.

Sportverslaggeving



Michael scores!

Instructies



Push the button on the right.

2

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Present Continuous

Samengevat

Wanneer?

Present Continuous Normaal



wie + am/is/are + werkwoord + ing

Vraag



am/is/are + wie + werkwoord + ing

Ontkenning



wie + am/is/are + not + werkwoord + ing

We geven een aantal voorbeelden en regels voor het gebruik van de Present Continuous. Nu bezig



They are watching TV now.

Irritatie/iets gebeurt heel vaak



She is always teasing me.

Gepland voor de toekomst



We are leaving for Russia tomorrow.

Iets wat tijdelijk is



I'm staying in a hotel for the moment.

3

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Simple Past

Samengevat

Simple Past •

wie + werkwoord + ed OF

Normaal

Wanneer?



wie + onregelmatig werkwoord

Vragen



did + wie + werkwoord

Ontkenningen



wie + did + not + werkwoord.

We geven een rijtje met toepassingen en voorbeelden van het gebruik van de Simple Past.

Iets is afgelopen



I read that book.

Iets kwam vaker voor



I watched that movie twice.



I watched TV and he read a book.

Beleefd iets vragen



I wondered if you could help me.

Een wens



I wish I had a dog.

Twee dingen gebeurden tegelijkertijd

Simple Past gebruik je dus voor dingen die afgelopen zijn of om iets heel netjes te vragen (verzoek of wens of raad).

4

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Future Simple

Samengevat

Wanneer?

Future Simple Normaal



wie + will + werkwoord

Vraag



will + wie + werkwoord

Ontkenning



wie + will + not + werkwoord

We laten het gebruik van de Future Simple zien aan de hand van een rijtje voorbeelden. Je verwacht iets in de toekomst



He will keep his promise.

Je denkt dat iets gaat gebeuren



They will arrive soon.

5

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Future met going to

Samengevat

Wanneer?

Future met going to Normaal



wie + am/is/are + going to + werkwoord

Vraag



am/is/are + wie + going to + werkwoord

Ontkenning



wie + am/is/are + not + going to + werkwoord

De vraag is eigenlijk wat het verschil is met de Future Simple. Het verschil zit in hoe zeker je weet of iets gaat gebeuren. Bij de Future Simple verwacht je iets of denk je dat iets gaat gebeuren. Bij de Future met going to weet je zeker (of nagenoeg zeker) dat iets ook echt gaat gebeuren. Een paar voorbeelden: •

I am going to pass this exam.



It is going to rain.



I will pass this exam.



It will rain.

Je bent zeker van je zaak.

Je denkt dat iets gaat gebeuren, maar je weet het niet zeker.

6

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Present Perfect

Normaal

Hoe maak je de Present Perfect? Kijk maar naar het voorbeeld. I

have worked hard.

You

have worked hard.

He

has worked hard.

She

has worked hard.

It

has worked well.

We

have worked hard.

You

have worked hard.

Je gebruikt dus steeds een vorm van het werkwoord “to have” en een werkwoord met -ed. Present Perfect •

wie + have/has + werkwoord + -ed

Let op: Ook hier zijn er uitzonderingen. Niet alle werkwoorden krijgen -ed op het einde. Dat zijn dus weer de onregelmatige werkwoorden. Je gebruikt voor de Present Perfect het derde rijtje. Dus: wie + have/has + werkwoord in derde rijtje onregelmatige werkwoorden

Vragen

Hoe maak je een vraag? We beginnen weer met een rijtje met voorbeelden. Have I worked well? Have you worked hard? Has he worked well?

7

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Has she worked hard? Has it worked well? Have we worked well? Have you worked hard? Have they worked hard?

Dus: have/has + wie + werkwoord + ed Of: have/has + wie + werkwoord in derde rijtje onregelmatige werkwoorden

Ontkennen

Zo maak je ontkenningen. Kijk eerst naar de voorbeelden. I have not listened

I haven’t listened

You have not listened

You haven’t listened

He has not listened

He hasn’t listened

She has not listened

She hasn’t listened

It has not worked

It hasn’t worked

We have not listened

We haven’t listened

You have not listened

You haven’t listened

They have not listened

They haven’t listened

Voorbeelden met onregelmatige werkwoorden.

I haven’t seen you. You haven’t seen me. He hasn’t heard her. She hasn’t seen him. It hasn’t rung. We haven’t seen them. You haven’t drunk it all. They haven’t heard it at all.

8

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Dus: wie + have/has + not + werkwoord + ed Of: wie + have/has + not + werkwoord in derde rijtje Dus: wie + was/were + werkwoord + ing

Samengevat

Present Perfect

Normaal

Vragen



Wie + have/has + werkwoord + ed Of:



Wie + have/has + werkwoord in derde rij onregelmatige werkwoorden



have/has + wie + werkwoord + ed Of:



have/has + wie +werkwoord in derde rij onregelmatige werkwoorden



Wie + have/has + not + werkwoord + ed Of:

Ontkenningen •

Wanneer?

Wie + have/has + not + werkwoord in derde rij onregelmatige werkwoorden

We laten het gebruik van deze tijd weer aan de hand van een paar voorbeelden zien. Handeling is nog niet afgelopen



I have lived here for 3 years.

Handeling is net gebeurd



The train has just left.

Let op! Als iets is afgelopen gebruik je in het Engels dus de Simple Past. “I watched that film yesterday.” Als iets nog niet is afgelopen gebruik je in het Engels de Present Perfect. Dat is dus anders dan in het Nederlands! “I have worked here for 5 years now.”

9

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Past Continuous Past Continuous

Normaal

Hoe maak je de Past Continuous? We beginnen weer met een rijtje met voorbeelden. I

was reading

You

were reading

He

was reading

She

was reading

It

was reading

We

were reading

You

were reading

They

were reading

Je maakt de Past Continuous door de verleden tijd vorm van het werkwoord to be te gebruiken. Past Continuous •

wie + was/were + werkwoord + ing

Dus: was/were + wie + werkwoord + ing.

Vragen

Als je een vraag wilt maken, hoef je weer alleen maar de volgorde te veranderen. Kijk maar: Was I reading? Were you reading? Was he reading? Was she reading?

10

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Was it raining? Were we reading? Were you reading? Were they reading? Dus: was/were + wie + werkwoord + ing

Ontkennen

Voor ontkenningen moet je alleen maar het woordje “not” ertussen te zetten. Zo: I was not reading

I wasn’t reading

You were not reading

You weren’t reading

He was not reading

He wasn’t reading

She was not reading

She wasn’t reading

It was not raining

It wasn’t raining

We were not reading

We weren’t reading

You were not reading

You weren’t reading

They were not reading

They weren’t reading

Dus: wie + was/were + werkwoord + ing

Samengevat

Wanneer?

Past Continuous Normaal



Wie + was/were + werkwoord + ing

Vragen



was/were + wie + werkwoord + ing

Ontkenningen



wie + was/were + not + werkwoord + -ing

We geven weer een rijtje met toepassingen en voorbeelden.

Handeling was toen echt bezig.



Yesterday morning I was taking swimming lessons.

Irritatie/iets gebeurde heel vaak.



He was always teasing me.

Je ziet dat het gebruik van de Past Continous heel erg lijkt op het gebruik van de Present Continuous. De handeling vond nu alleen in het verleden plaats.

11

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Trappen van vergelijking Big - bigger - biggest

In het Engels zijn er twee manieren om de trappen van vergelijking te maken. Kijk maar eens naar de volgende twee voorbeelden.

big – bigger – biggest important – more important - most important

De vraag is nu wanneer je de ene regel toepast waarbij je “er” en “est” achter het woord zet en wanneer je “more” en “most” voor het woord moet zetten. Het komt erop neer dat je moet kijken hoe lang een woord is; je moet lettergrepen tellen. We laten het je zien. Woorden van één lettergreep: zet ‘er’ en ‘est ‘ erachter.

big - bigger – biggest tall – taller – tallest cheap – cheaper - cheapest Woorden van twee of meer lettergrepen: gebruik `more` en `most`

important – more important – most important beautiful – more beautiful – most beautiful

De uitzondering op deze regel zijn woorden die op een medeklinker + y eindigen. Bijvoorbeeld: funny - funnier – funniest Bij sommige woorden van twee lettergrepen kun je beide manieren (er-est en more-most) gebruiken. Bijvoobeeld: simple, clever, narrow. Tenslotte geven we je nog een rijtje woorden die helemaal onregelmatig zijn. Deze moet je gewoon uit je hoofd leren. bad – worse – worst

slecht

good – better – best

goed

little – less – least

weinig

much/many – more – most

veel

12

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Wederkerende werkwoorden

`I wash` of `I wash myself´

Weet jij welke van deze twee goed is? In het Nederlands zeggen we `Ik was me`. We noemen dit een wederkerend werkwoord. We zeggen ook `Hij scheert zich`. Veel van deze uitdrukkingen kun je niet letterlijk in het Engels vertalen. Ze zijn in het Engels niet wederkerend. Je laat dan `me` en `zich` weg. Je krijgt dan:

I wash He shaves

Voor Nederlanders klinkt dit misschien een beetje vreemd dus moet je hier extra goed op letten. Hieronder vind je een lijst met werkwoorden die in het Engels niet wederkerend zijn; ze krijgen dus niet het woordje ‘zich’ mee. zich aankleden

to dress

zich afvragen

to wonder

zich bewegen

to move

zich bukken

to bend

zich concentreren

to concentrate

zich ergeren

to be annoyed

zich gedragen

to behave

zich haasten

to hurry

zich herinneren

to remember/recall

zich omdraaien

to turn round

zich omkleden

to change

zich ontspannen

to relax

zich overgeven

to surrender

zich scheren

to shave

zich realiseren

to realize

zich verbergen

to hide

zich vergissen

to be wrong

zich veroorloven

to afford

13

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

zich verontschuldigen

to apologize

zich verslapen

to oversleep

zich vervelen

to be bored

zich voelen

to feel

zich voorstellen

to imagine

zich wassen

to wash

zich zorgen maken

to worry

Lastige keuzes Much - many - few - little Voor "veel" zijn er twee vertalingen in het Engels, namelijk "much" en "many". Wanneer moet je nu "much" gebruiken en wanneer gebruik je "many"? Hetzelfde geldt voor "few" en "little". Gebruik het onderstaande schema om de goede keuze te maken.

Much of many? Few of little?

veel

weinig

niet te tellen

much

little

wel te tellen

many

few

Bijvoorbeeld: Je kunt jongens en meisjes tellen

There are many girls and boys.

Je kunt water niet tellen

There is much water.

Je kunt geld niet tellen.

There is little money.

Kandidaten kun je wel tellen.

There are few candidates.

Pas op! Water en andere (vloei)stoffen kun je niet tellen. Denk ook aan zand. Je kunt wel liters en kilo's tellen! Geld kun je ook niet tellen. Euro's en dollars wel.

14

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Some/any In het Engels is er een verschil in betekenis tussen ‘some’ en ‘any’’. Maar kijk eerst even naar het volgende lijstje: someone

anyone

somebody

anybody

somewhere

anywhere

someplace

anyplace

sometime

anytime

some

any

Weet je wat het verschil is tussen de volgende zinnen? Is someone there? Is anyone there? Do you have some apples? Do you have any apples? She has some apples. I haven’t got any apples. De laatste zin laat duidelijk zien wat het verschil is. Als het antwoord negatief is dan zeg je ‘any’. Als het antwoord positief is, je hebt wel appels, dan zeg je ‘some’. Hetzelfde geldt voor vragen. Als je denkt dat het antwoord negatief is dan gebruik je ‘any’. Als je denkt dat het antwoord positief is dan zeg je ‘some’. Nog één voorbeeld:

Can someone help me? Anyone?

Je hoort dit soort zinnen weleens in films. De tweede zin is een stuk wanhopiger. If/when ‘If’ en ‘when’ betekenen allebei ‘als’. Wanneer gebruik je ‘if’ en wanneer gebruik je ‘when’? We laten weer eerst een voorbeeld zien: You can have a treat if you are nice. I will call you when I get home. Weet je het verschil in betekenis tussen deze twee zinnen? In de eerste zin stel je een voorwaarde en denk je: “Ik moet nog maar zien of het ook echt gaat gebeuren”. In de tweede zin ga je ervan uit dat het wel gaat gebeuren, je verwacht dat je gewoon thuis zal komen. In de tweede zin gaat het meer om ‘wanneer’, het tijdstip. In de eerste zin gaat het om een voorwaarde, àls.

15

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Since/for Weet je het verschil in betekenis tussen de volgende twee zinnen? I have lived here since 20 years. I have lived here for 20 years. Onthoud het volgende: Since 1. Geeft een bepaald punt in de tijd tot nu aan. Dit kan een jaartal of datum zijn, maar ook een vagere aanduiding, bijvoorbeeld 'since I left school'. 2. Wordt alleen met 'perfect tenses' gebruikt, bijvoorbeeld de present perfect. For 1. Geeft een periode aan, zoveel jaar, dagen, maanden etc. 2. Kan bij alle tijden gebruikt worden. Bijvoeglijk naamwoord vs bijwoord: slow of slowly Kijk eerst even naar de volgende voorbeelden:

He makes slow progress. He walks slowly.

We gaan dus bekijken wanneer je ‘ly’ achter een bijvoeglijk naamwoord zet en wanneer niet. “Slow” is een bijvoeglijk naamwoord. Je zet dit voor een zelfstandig naamwoord. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als “table, car, dog, house, finances, time” etc. Zo’n bijvoeglijk naamwoord als “slow” zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord is dus eigenlijk een woord dat iets beschrijft. “Slowly” noemen we een bijwoord. Ook dit woord beschrijft iets. In dit geval zegt het iets over een werkwoord, zoals “walk, grow, watch, write”. Bijvoorbeeld “He walks very slowly”. Als je dus moet kiezen wel of niet “ly” achter het woord, kijk dan of er een zelfstandig naamwoord staat of een werkwoord (een doewoord). Heel eenvoudig samengevat: Doewoord? Ja => ly Doewoord? Nee =>

16

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Natuurlijk zijn er ook hier weer een aantal uitzonderingen: 1. Enkele korte bijvoeglijke naamwoorden. Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

fast good long loud straight

fast well long loud straight

2. Woorden die een andere betekenis zouden krijgen. Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

close direct fair hard high late near

close direct fair hard high late near

3. Bijvoeglijke naamwoorden die al op -ly eindigen.

Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

daily

daily

4. Na woorden die met de zintuigen te maken hebben. Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

funny

funnily. Maar: It feels funny.

strange

strangely Maar: It sounds strange.

Wanneer je een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord in 1 zin hebt, komt het bijwoord eerst. Voorbeeld:

We are listening to extremely good music. Twee bijwoorden achter elkaar zijn ook mogelijk. Voorbeeld:

He is behaving extremely well.

17

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

B1 Workshops - Grammatica Oefenen Present Perfect Exercise You are going to do an exercise for practice.

Deze oefeningen staat op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 Your project

You are going to describe things you haven't finished yet. Number of persons: 1 Estimated time: 15 minutes 1. Make a list of things (projects, activities etc.) in your life that are not finished. 2. Write down good English sentences for each item on your list. You have to use the Present Perfect. 3. Put the results in your portfolio.

18

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Past Continous Exercise You are going to do an exercise for practice.

Deze oefening staat op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 Newspaper

You are going to describe what the people in the paper did. Number of persons: 1 Estimated time: 20 minutes 1. Choose an illustration from the newspaper or a magazine. 2. Write down/tell us what the people in the illustration were doing at the time. 3. Put the results in your portfolio

19

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Big / Biggest Exercise

You are going to do an exercise for practice. Het Europees Taalportfolio

Deze oefeningen staan op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 The biggest, the best, the greatest ever Let’s see if you can play this game quickly without making any mistakes. Number of persons: 3 Estimated time: 15 minutes 1. Form a group of 3 persons. 2. Persons A and B are going to take turns. They have to fill in the following sentence: I am the _____ _____ a. For example, person A says: I am the greatest actor of all times. b. Persons B says: I am the most dangerous bear in the world. c. Person C forms the next sentence using the letter C and so on. d. Person C writes down what the others say and acts as a referee. 3. When the game is over you switch roles. Person C should have the opportunity to play the game as well. 4. Try to play this game quickly, it is more fun when you don’t take too much time to think. Silly sentences are allowed. 5. When the game is over you read the notes and check if everything was correct. Did you use the correct form (er/est of more/most)? 6. Put everything in your portfolio.

20

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

I wash and I shave 1 Exercise

If you need to practise Wederkerende werkwoorden. Deze oefening staat op www.instruct-online.nl

I wash and I shave Let’s write a story. Number of persons: 1 Estimated time: 2 minutes 1. Find someone to work with. 2. Read the information about ‘wederkerende werkwoorden’ in the part ‘Bestuderen’. 3. Write a short article, about half a page. Use as many of the verbs mentioned in this list as you can. Use other verbs as well. 4. Make a copy in which you leave blanks for the verbs. 5. Hand this assignment to your partner and ask him/her to fill in the correct form of the verbs. 6. Do the same for the exercise he/she made for you. 7. Answer the following questions: a. Did you make any mistakes? b. Did your partner make any mistakes? c. Do you think you will make this kind of mistake again? Why (not)? 8. Put everything in your portfolio.

21

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

Difficult choices Exercise You are going to do an exercise for practice. Deze oefeningen staan op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 Many things and much to do

You are going to make a list and practise using much, many, few and little. Number of persons: 2 Estimated time: 30 minutes 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Find a partner to work with. Make a list of 50 items (things) like water, cars etc. Swap (ruil) lists. Put much/many and few/little before each item. Swap lists again. Check the work your partner did. Put your results in your portfolio.

2 Make the right choice This is another exercise for practising making the right choices. This time we are going to practice much/many/few/little. Number of persons: 3 Estimated time: 20 minutes 1. Find 2 persons to work with. 2. Take a sheet of paper and write down as many words for things which come in quantities. Things which you can or cannot count. For example: wood, sand, cars, tables. The list should be long, very long. 3. Read 20 of the words one by one to one of your team mates. 4. He has to say ‘much’ or ‘many’. 5. Person number 3 writes down what the two of you say. 6. Next, you read 20 new words. You team mate has to say ‘few’ or ‘little’. 7. Person 3 writes everything down again. 8. Check the answers. Did your partner make any mistakes? 9. Switch roles and repeat the whole exercise. 10. Switch roles again. Everyone should have had the opportunity to practise using the right words. 11. Put everything in your portfolio.

22

© Instruct b.v.

Engels op Niveau

B1 Workshops - Grammatica

3 A question

Number of persons: 1 Estimated time: 2 minutes 1. Find out the answer to the following question: Can you count glass? 2. So, which choice do you have to make? Much or many? Few or little? 3. What about ‘illness’? 4. Put the answers in your portfolio. 4 Slow work goes slowly, doesn’t it? Can you make the correct choice without thinking too long? Number of persons: 2 Estimated time: 20 minutes 1. Find someone to work with. 2. Write down a list of 25 nouns (zelfstandige naamwoorden, bijv table) and 25 verbs (werkwoorden). 3. Write down as many descriptive words (bijvoeglijke naamwoorden) like big, nice, beautiful as you can. You have 5 minutes. Work as a team. 4. Make 25 sentences using a noun and a descriptive word. 5. Make 25 sentences using a verb and a descriptive word. 6. Put everything in your portfolio.

23

© Instruct b.v.