DNL 1927 JAARGANG 45

7 downloads 4989 Views 130KB Size Report
„dat de familie ofte het geslachte van Spaernwoude, van ouden tyden ge voert ... dichter verhaalt, dat de borggraaf, na den nacht in het klooster te St. Denys te ...
347

348

Twee Oud-Nederlandsche heraldische benamingen: Spaender en Scavote,

„Boven den halsberghe dede die heere E e n tornikeel van kele styf, Wel ghebonden in zyn lyf, Met eenen cruce zilveryn, Daer in drie s c a v o t e n fyn Van goude, daer hise mede brac."

door R . T . MDSCHART.

I n het tamiliearchief Heereman van Zuydtwyck vond ik een charter van '20—10 1625, waarin Johan van Wassenaer ende van Duvenvoorde verklaart: „dat de familie ofte het geslachte van Spaernwoude, van ouden tyden ge voert hebbende eenen blaeuwen schildt daerin eenen silveren leeuw met roode tonge ende roode claeuwe gebroken met silvere s p a e n d e r e n (zynde de waerachtige wapenen van het oude ende zeer adelycke Huys van Heemskercke uytte welcke men sekerlyck houdt die van Spaermooude gesprooten te zyn), zedert ontrent drye hondert jaren is geacht ende gehouden geweest ende alsnoch geacht ende gehouden wort voor een seer goet adelyck ende riddermatich geslacht in dese graefschap van Hollandt." De leeuw in het wapen van de familie Spaernwoude is dus volgens deze verklaring vergezeld van s p a e n deren. Nu vertoonen de zegels Spaernwoude in het archief Heereman een wapen, dat wij overeenkomstig de hedendaagsche heraldische taal zouden beschrijven als „een leeuw vergezeld van eenige blokjes" (soms 4, soms 5). Hieruit blijkt dus, dat men in 't jaar 1625 de voorwerpen, die wij thans in de heraldiek met de benaming „blokjes" aanduiden, s p a a n d e r s noemde. Thomas de Rouck, die in 1644 zijn „Nederlandtschen Herauld ofte Tractaet van Wapenen" liet drukken, vermeldt dit woord spaanders niet, doch noemt deze voorwerpen evenals de hedendaagsche Fransche heraldici „billettes". Over het tweede woord aan het hoofd van dit artikel genoemd, nl. s c a v o t e als heraldische uitdrukking, vindt men eene uitvoerige verhandeling in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 1887 op pag. 237 en volgende, door prof. M. de Vries in overleg met den bekenden heraldicus J . B. Rietstap opgesteld. Daar men in dit tijdschrift zeker niet licht op zoek zal gaan naar onderwerpen op wapenkundig gebied en het verhandelde mij voor de oudere heraldiek belangrijk genoeg voorkomt, meende ik goed te doen, den inhoud daarvan in het kort in ons Maandblad weer te geven. Prof. de Vries geeft de verhandeling omtrent het woord s c a v o t e als toelichting op eene passage in het zoog. Atrechtsche fragment van een episch-romantisch gedicht van een onbekend middelnederlandsch dichter uit den aanvang van de 1 4 eeuw. Dit gedicht handelt over de lotgevallen van den borggrave van Couchi uit den Karolingischen sagenkring en is blijkbaar eene Nederlandsche vertaling van een ouder Fransch gedicht. De dichter verhaalt, dat de borggraaf, na den nacht in het klooster te St. Denys te hebben geslapen, zich den volgenden ochtend kleedt voor het feest aan het Hot te Parijs, waar koning Lodewijk zijnen zoon Karei den Kale den ridderslag zal geven Over het bloote lijf trekt de borggraaf eerst een drakenvel aan, dat hem onkwetsbaar maakt, daarover zijn harnas of halsberg en daarover weder zijn wapenrok. Dit vertelt ons de dichter in vers 660 en volgende op de navolgende wijze: de

Prof. de Vries is in overleg met den heer Rietstap van meening, dat de dichter bedoelt, dat de borggraaf over zijn halsberg doet een tornikeel, dat is een wapenrok, waarop als wapen een kruis, dat met 3 s c a v o t e n is beladen. Uit de verdere verhandeling van Z H G e l . blijkt, dat dit woord s c a v o t e n ontleend is aan het oud-Fransche e s c a f o t t e , e s c h a t o t t e , a l s heraldische term vermeld door L a Curne de St. P a l . V 458, dat schelp beteekent. Dit e s c a f o t t e is diminutief van e s c af e, dat zoowel chaloupe als coquille beteekent. Het uitgangspunt is het Grieksche